donderdag 20 november 2014

Literair systeem


Het doet denken aan dit gedicht: 

Zeer vrij naar het Chinees 

de zon komt op. de zon gaat onder.
langzaam telt de oude boer zijn kloten.
 

En daarmee automatisch aan dit gedicht: 

Zeer vrij naar het Chinees 

De zon gaat op, de zon gaat onder.
Wat doet die boer nou toch weer?

 
Maar ook aan dit gedicht: 

De uitvinding van de romantiek 

De zon gaat onder.
Ik voel me bijzonder.

 
Maar natuurlijk net zo goed aan dit gedicht: 

visser van ma yuan 

onder wolken vogels varen 
onder golven vliegen vissen 
maar daartussen rust de visser  

golven worden hoge wolken  
wolken worden hoge golven  
maar intussen rust de visser

 
Dat mij dan weer doet denken aan dit gedicht: 

Zet het blauw
van de zee
tegen het
blauw van de
de hemel veeg
er het wit
van een zeil
in en de
wind steekt op

 
Maar het meest doet het denken aan dit gedicht: 

            Een oude boer zont zijn rug 

            De oude boer van honderd jaar werkt niet meer op het land,
            De laatste vreugde van zijn leven is zijn rug te zonnen.
            Bijwijlen vangt hij nog een luis en krabt zich op zijn kop,
            Hij kijkt de ganzen na en valt in slaap tegen de schutting.

 
Vier regels van de Chinese dichter Li Qi die leefde van 690 tot 751. Hoogtijdagen van de Tang-dynastie die tegelijkertijd hoogtijdagen van de poëzie waren. Dankzij Idema's Spiegel van de klassieke Chinese poëzie maakten ze hun entree in het Nederlands en daarmee misschien niet in de Nederlandse literatuur, maar wel in iets wat je het Nederlandse literaire systeem zou kunnen noemen. Hebben ze Buddingh’ beïnvloed? Zijn gedichtje verscheen in 1971, de Spiegel is uit 1991. Misschien heeft Buddingh’ een Engelse vertaling gelezen, maar echt noodzakelijk lijkt het me niet.

Li Qi’s versie stond gisteren op de poëziekalender van Van Oorschot. De Spiegel van Idema telt rond de 650 dichtbedrukte bladzijden waarvan er voor sommige dichters tientallen zijn ingeruimd. Van Li Qi vond Idema alleen deze vier regels de moeite waard, hoewel er ook van hem meer is overgeleverd.

En zo wordt het mooi oosters allemaal: vier regels onderaan bladzijde 273, een kalenderblaadje in november en een semi-anonieme – Li Qi – krabbelaar.


De klassieke gedichten van resp. Buddingh', Waskowsky, ter Haar, Lucebert en Hussem zijn in veel bloemlezingen te vinden, op visser van ma yuan na in ieder geval in De Dikke Komrij.

dinsdag 18 november 2014

Louche


Het gaat om een adjectief dat 'onguur, verdacht' betekent.

De kwestie is bekend. Een strafpleiter uit Maastricht, producent van een reclamefolder die als boek op de markt wordt gebracht, zelfverklaard 'dandy' en 'dwarsligger', wil door een cartoonist niet als 'louche advocaat' worden neergezet. De cartoon wordt verspreid in een huis-aan-huisblad en argeloze Maastrichtenaren zouden wel eens aan 's mans integriteit kunnen twijfelen. Omdat de karakterisering 'louche' de advocaat schaadt in zijn beroepspraktijk, probeert hij via de rechter rectificatie af te dwingen. De rechter wijst de eis toe. Ook voor een cartoonist is de vrijheid van meningsuiting soms beperkt.

De advocaat heeft nog andere kwaliteiten - als mens, zeg maar. Boek en proces leidden tot interviews en televisieoptredens. In een daarvan omschreef de advocaat zichzelf gretig als een man met een 'beperkte gewetensfunctie': het is mooi om een verdachte waarvan iedereen weet dat hij schuldig is, vrij te pleiten met een juridisch slimmigheidje - ook al zitten er nabestaanden en slachtoffers in de zaal. Keer op keer zingt hij de lofzang van zijn eigen retorische talenten en propageert hij de deugd van de ijdelheid. Politieke denkbeelden heeft hij ook: Fortuyn en nu Wilders - dat zijn de mannen waarvan we het in tijden waarin niemand meer zijn grenzen kent, moeten hebben. 

Wat mag ik zeggen over deze advocaat, pardon: mens? Eén combinatie mag in ieder geval niet: die van het adjectief en het zelfstandig naamwoord dat zijn beroep aanduidt. Maar een louche PVV'er? Het is - vooruit - net geen pleonasme. Het 'boek' en de interviews maken van deze advocaat in ieder geval een louche ijdeltuit. En dan zijn triomfalisme en ongevoeligheid in de rechtszaal - of het nu in een versgesteven toga is of in een maatpak: wat we zien is in een verregaande mate onguur individu. Een man van een verdachte moraliteit. Iemand met een beroepsdeformatie levert per definitie zijn integriteit in.

Het leidt tot een rare situatie. Volgens mij mag ik zeggen dat deze advocaat, pardon: deze mens 'onguur' is, 'verdacht', kortom 'louche'. 'Een foute man', zoals mijn tante Wil zei, en die dacht dan niet aan de oorlog en ook niet aan haar liefdesleven. Het gekke is dat ik van 's mans algehele foutheid één ding moet uitzonderen: zijn professionele bezigheden. Dat zijn nu net de bezigheden waarvan de advocaat zelf wil dat ze hem als mens profileren; het is hem tot een 'boek' toe gelukt. Van de rechter mag een cartoonist juist op dat terrein deze man zijn integriteit niet ontzeggen - en, naar ik aanneem, ik ook niet.

“H. is een louche advocaat” mag niet, “H. is louche en advocaat” mag wel. Zo’n ongerijmdheid laat vooral zien hoe één en ondeelbaar de vrijheid van meningsuiting is. Tot in dit proces toe is de strafpleiter uit Maastricht voor mij een voorbeeld van hoe een advocaat zich zeker niet moet gedragen. Dat moet aan de orde kunnen worden gesteld - door mij, die, omdat het zinvol is, de betekenis van het woord 'louche' oprekt, maar ook door een cartoonist die ons laat lachen om een ijdeltuit.